“Ik doe mezelf vaak sterker voor dan men denkt. Niet figuurlijk, maar letterlijk. Voor mij geen hulp van mannetjes. Zo zette ik laatst mijn fiets in de Jaarbeursstalling. Het was er druk en dus slenterde ik een tijdje langs de rekken. Ik wilde net wanhopig gaan zuchten, toen een oude meneer zijn fiets uit een rek haalde. Uit een hoog rek, zo eentje bovenop een andere. Hij maakte oogcontact en bood allervriendelijkst zijn plekje aan. Dus maakte ik me breed en zei met een stoere glimlach: ‘Dank u wel, meneer!’. Waar was ik aan begonnen? Die kippenarmen van mij kunnen Arnason niet eens vervoeren, laat staan dat ze een fiets naar boven kunnen duwen. Ik ben naar Smakkelaarsveld gelopen, heb mijn fiets in een rek dichtbij de grond gestald en miste mijn bus. Maar mijn imago als sterke vrouw was nog intact. Dat glazen plafond bluf ik ook nog wel kapot.”